Oorsprong
Bij de geboorte verwerken mensen hun informatie visueel zintuiglijk. Het babybrein bevat wel alle taalcentra, maar die moeten aangeroepen worden om actief te worden. Een baby verwerft en verwerkt informatie met zijn zintuigen (zien, voelen, horen, ruiken, proeven en ervaren), holistisch en associatief. Dit noem je ook wel de visuele leerstrategie.
Tijdens de peuter-, kleuter- en basisschooljaren ontwikkelen kinderen verbale capaciteiten, zoals spreken, lezen, schrijven, plannen, volgorde houden, procedures volgen en details zien. Dit zijn kenmerken van een verbale leerstrategie.
Rond het 11e jaar (einde basisschool) is dan een balans ontstaan tussen het visuele en verbale denken. Beide leerstrategieën kunnen worden ingezet naar gelang de situatie. Uit onderzoek blijkt dat 10 – 15% van de kinderen op die leeftijd niet over voldoende verbale vaardigheden beschikt. Redenen: dyslexie, lage / hoge cognitie, concentratieproblemen (AD (H) D), slecht onderwijs, etc. Als een kind geen balans ontwikkelt tussen zijn visuele en verbale manier van informatieverwerking, kan school een probleem worden!
Visueel-ruimtelijk denken is een algemene leerstijl met een voorkeur voor beelden.
Visueel-ruimtelijke lerenden verzamelen en verwerken informatie snel, door middel van associaties, creatief en ze zijn geheel-part / holistische leerlingen. Ze hebben overzicht, werken met inzicht en doorgronden gemakkelijk ingewikkelde problemen.
Verbaal denken is een analytische, auditief-sequentiële leerstijl met een voorkeur voor taal.
Taalleerders verwerven en verwerken informatie in seriële vorm, analytisch en vanuit de kern. Ze zijn gericht op detail en werken gestructureerd. Deze manier van denken komt overeen met ons auditief-sequentieel onderwijssysteem.
School
Dat visueel-ruimtelijk leren diametraal tegenover auditief-sequentieel onderwijs staat, wordt door zowel docenten als visueel-ruimtelijk leren zelf als een probleem ervaren. Slimme, gemotiveerde kinderen haken af zonder diploma na jaren van frustratie op school en slagen er toch in om met hun eigen talenten hun eigen carrière op te bouwen. Toegewijde docenten voelen zich steeds meer gefrustreerd omdat ze geen grip kunnen krijgen op deze groep studenten. ‘Hij zou moeten kunnen slagen, maar op de een of andere manier doet hij dat niet.’
Bedrijfsleven
In het bedrijfsleven is er een grote behoefte aan creatieve, visueel-ruimtelijke leerlingen die gefocust zijn op oplossingen en het grote geheel kunnen overzien. Helaas krijgt deze groep niet altijd de kans om te laten zien wat ze kunnen door de auditief-sequentiële structuur van grote bedrijven en hun rigide regels. Binnen het onderwijs en het bedrijfsleven wint het besef dat beide manieren van leren complementair zijn terrein: auditief-sequentieel en visueel-ruimtelijk leren hebben elkaar nodig.
Visuele of verbale voorkeur?
Stel je voor dat je het woord ‘boom’ hoort. In je verbeelding zou er een boom in je hoofd kunnen opduiken: groot, statig en vol bladeren. Of denk aan de letters van het woord boom (t-r-ee). Bij het horen van hetzelfde woord worden twee totaal verschillende manieren van leren gebruikt.
Een groot aantal mensen denkt voornamelijk verbaal. Dat wil zeggen in taal (woorden en zinnen). De beelden die ze zien, zijn ondergeschikt aan de taal (woordbeelden) van het denken. Deze manier van denken kan ‘auditief-sequentieel leren’ worden genoemd, het verbale leersysteem.
Er zijn echter anderen die taal (woorden en zinnen) aanvankelijk niet als een taal van het denken gebruiken: ze denken in beelden, op een non-verbale manier. Onthoud de boom in het bovenstaande voorbeeld. Deze non-verbale leerstijl wordt ‘visueel-ruimtelijk leren’ genoemd.
Visueel-ruimtelijk leren betekent leren in beelden en gebeurtenissen, zonder het gebruik van woorden en zinnen. Het kan worden omschreven als ruimtelijk leren. Visueel-ruimtelijke lerenden zien beelden van situaties en gebeurtenissen waarin meerdere aspecten tegelijk zichtbaar worden. Dienovereenkomstig zullen visueel-ruimtelijke leerlingen de dingen als een geheel zien en zeer snel een oplossing ontdekken. De oplossing onder woorden brengen blijkt echter het probleem te zijn.
Tijd en volgorde
Visueel-ruimtelijke leerlingen ondervinden problemen bij het verwerken van opeenvolgende informatie (tijd en volgorde). Ze geven de voorkeur aan het gelijktijdig verwerken van informatie. In ons onderwijssysteem ligt de nadruk op sequentiële informatieverwerking (lezen, spelling, algoritmen en procedures in wiskunde).
In jaar 2 vallen kinderen die visueel-ruimtelijk leren al op in dit proces. Ze zien en horen de woorden niet in aparte letters, maar zien de beelden (driedimensionaal) die hen vertellen wat een woord betekent. Ze herinneren zich niet wat ze in een woord zien (de letters, de spelling), maar ze herinneren zich wat ze ervan weten (ervaring, gevoel). Voor hen is de afbeelding voldoende.
Gelijkenis
Visueel-ruimtelijke leerlingen zoeken naar overeenkomsten. Ze voegen nieuwe informatie toe aan wat ze al weten of hebben meegemaakt. In hun hoofd staat er als het ware een kapstok met referentiekaders waaraan nieuwe dingen worden bevestigd. Het beeld in hun hoofd zal worden vergroot en gecompliceerder en ….. chaotischer. Het is niet echt goed gestructureerd. Nieuwe informatie wordt gemakkelijker onthouden als er gelijkenis wordt gevonden met eerdere ervaringen en / of kennis.
Ruimtelijke waarneming
Visueel-ruimtelijke leerlingen kunnen gedesoriënteerd raken vanwege hun leerstijl: ze zien niet waar ze naar kijken, maar ze zien wat ze denken. Desoriëntatie wordt veroorzaakt doordat ze denken met al hun zintuigen. Ze zien, horen en voelen wat ze denken. Daarom kunnen ze wat er in hun hoofd omgaat als realiteit ervaren.
Door desoriëntatie te gebruiken, kunnen visueel-ruimtelijke leerlingen de dingen in hun geest op een driedimensionale manier observeren. Ze zijn in staat om hun gedachten vanuit alle hoeken te observeren. Daarom is hun ruimtelijke perceptie zo goed. Ze zijn in staat om dingen in hun gedachten te ervaren en zo inzicht te krijgen in dingen die auditief-sequentiële leerders niet kunnen begrijpen. Een van de problemen die door desoriëntatie kunnen worden veroorzaakt, is impulsief en hyperactief gedrag.