HET MATERIAAL

Het Wereldspel wordt onder licentie gebruikt door onderwijs- en zorgprofessionals bij individueel onderzoek en diagnosticerende gesprekken.

Inhoud
Het Wereldspel bestaat uit 160, meest houten, elementen uit de leefomgeving van mensen die men buitenshuis aantreft. De elementen zijn zodanig vervaardigd dat geen enkele expliciet opvalt: kleur, vorm en grootte zijn neutraal. Dat elementen niet consequent in verhouding zijn heeft een duidelijke bedoeling. Het materiaal is zo duidelijk van structuur dat het zich niet leent voor een ander gebruik dan dat waarvoor het bedoeld is: het bouwen van een dorp.

De elementen zijn onderverdeeld in 7 categorieën:

  • Huizen (huizen, daken, torens)
  • Voertuigen (auto`s, vrachtwagens, ambulance, tractor, locomotief)
  • Mensen (mannen, vrouwen, kinderen -zittend en staand)
  • Bomen (grote en kleine bomen)
  • Dieren (wilde en tamme dieren)
  • Hekken, heggen en verkeersborden
  • Bouwmateriaal (cilinder, plank, brug, bank, stoel)


Het Wereldspel geeft inzicht in drie belangrijke aspecten:

  1. Het cognitief aspect: hoe verkent de leerling de wereld om zich heen?
    Er is een gestandaardiseerde onderverdeling gemaakt gerelateerd aan de ontwikkelingsfasen van Piaget en de standaardisatie van Kamp, waarbij leeftijd overeenkomstige kenmerken verwijzen naar een gemiddelde, onder-, of bovengemiddelde cognitie. Er is tevens een aparte signalering hoogbegaafdheid (Renzulli, Kieboom, Silverman, Dabrowski en Piechowski).
  1. Het affectief aspect: hoe beleeft de leerling zijn wereld?
    Het dorp geeft verwijzingen naar aanwezige sociale en/of emotionele zaken die op dat moment bij een leerling spelen op het gebied van communicatie, protest, zelfvertrouwen, boosheid, persoonlijkheid en grenzen. (Erikson en Bühler).
  1. Het pedagogisch aspect: hoe hanteert de leerling zijn wereld?
    Uit het dorp komt tevens naar voren of de leerling (nog) een visueel-ruimtelijke leerstrategie hanteert (beelddenken) en of de verbale leerstrategie (taaldenken) al voldoende ontwikkeld is en wel/niet wordt ingezet. (Ojemann).